JODENDOM
Inhoud Geschiedenis Joodse volk
Joden kunnen elke nationaliteit en kleur hebben en wonen overal ter wereld. De godsdienst van de joden is het jodendom, maar je kunt ook een jood zijn zonder godsdienstig te zijn of de joodse tradities te volgen. De orthodoxe joden geloven dat je joods bent als je moeder joods is of je kunt joods worden na heel lang studeren en het streng volgen van de joodse tradities. Sommige liberalere joden geloven dat je joods bent als een van je ouders joods is of als je het joodse geloof aanvaardt. Het grootste aantal joden woont in Amerika, namelijk 5,5 miljoen, gevolgd door Israël waar 4,5 miljoen joden wonen.
Wat geloven joden? De joden hebben verschillende geloofsopvattingen. De liberale joden geloven dat het jodendom hun een gemeenschappelijke cultuur geeft, terwijl de orthodoxe joden zich aan de voorschriften proberen te onthouden, die door de eeuwen heen gegeven zijn. De basis van het jodendom is het geloof in één eeuwige, onzichtbare God. De joden geloven ook dat ze uitgekozen waren om Gods Thora te ontvangen, het eerste deel van de Tenach (het heilige boek van de joden). Ze geloven dat ze door na te denken over de betekenis ervan en door te leven volgens de wetten die erin staan, rechtvaardigheid in de wereld te brengen. Ze geloven ook dat de Messias op het juiste moment zal komen om de volmaakte wereld te brengen.<De tafelen van de wet Volgens de joden koos God hen uit om de om de Thora te ontvangen. Mozes beklom de berg Sinaï om de Thora te horen en de geboden, uitgehouwen in stenen tafelen, naar het volk te brengen. De stenen tafelen werden bewaard in een gouden kist, de Ark, die in een prachtige tent in de woestijn stond. De tien geboden zijn de ‘regels’ die horen bij het jodendom. Deze zijn: 1. Ik ben de Here, uw God. 2. U zult geen andere goden hebben. 3. U zult geen valse eed afleggen in Mijn naam. 4. Gedenk de sabbatdag en houd hem heilig. 5. Eer uw vader en uw moeder. 6. U zult niet doodslaan. 7. Neem niet de vrouw of de man van een ander. 8. U zult niet stelen. 9. U zult niet liegen. 10. Wees niet jaloers.
De zes dagen van de scheppingDe joden geloven dat God op de eerste dag van de schepping de dag en de nacht maakte. De hemel en de aarde werden geschapen op de tweede dag. De zeeën, het land en alles wat op de grond groeit, schiep hij op de derde dag. Op de vierde dag werden de zon, maan en sterren geschapen en op de vijfde dag de vissen en de vogels. Op de zesde dag maakte God alle dieren op het land en als laatste schiep Hij de mens.Joodse boeken <
Het heilige boek van de joden is de Thora, een perkamenten rol waarop met de hand Vijf Boeken van Mozes geschreven zijn. De Thora zit om twee houten rollers gewikkeld. De Thora is het eerste deel van de Tenach (door christenen het Oude Testament genoemd). Het tweede deel is de Nebi’iem (de boeken van de Profeten). Het derde deel is de Chetoebiem dit zijn alle andere boeken zoals de Psalmen, Spreuken en de vijf Megillot (verhalen en gedichten). Hierbij horen ook vijf feesten. Andere voorbeelden van heilige joodse boeken zijn gebedenboeken en de Talmoed, een belangrijke verzameling voorschriften. Hoe leven joodse gezinnen? In het gezinsleven, dat zo belangrijk is in het jodendom, nemen de sabbat, de feesten en de maaltijden de belangrijkste plaats in. Er wordt geleerd, gezongen en gepraat. Het eten van koosjer voedsel en het scheiden van vlees en melkproducten zijn belangrijke kenmerken van het joodse leven. In een joods gezin leer je je ouders te eren, anderen te helpen die minder kunnen dan jij, eerbied te hebben voor oude mensen, gastvrij te zijn voor vreemden, die zieken te bezoeken en niet te roddelen of leugens over andere mensen te vertellen. Het joodse onderwijs begint thuis. Een koosjere keuken Volgens de regels van het kasjroet, het koosjer eten, mogen zuivelproducten (melk, kaas, boter) niet samen met vlees bereid of gegeten worden. Veel joodse gezinnen gebruiken een voedselgids om ervoor te zorgen dat al het voedsel dat ze kopen of buitenshuis eten koosjer is. Sommige gidsen geven zowel informatie over medicijnen als over het bereiden van voedsel. De belangrijkste joodse momenten Besnijdenis en naamgeving Als een jongen acht dagen oud is, wordt hij besneden. Zo wordt hij opgenomen in het verbond van Abraham. Hij krijgt zijn joodse naam en iedereen bidt dat hij gezegend mag worden met het bestuderen van de Thora, een huwelijk en goede daden. Een meisje krijgt haar naam van haar vader meteen na de geboorte of tijdens een speciale ceremonie.Bar Mitswa Op zijn dertiende verjaardag wordt een jongen Bar Mitswa. Dan krijgt hij dezelfde religieuze en wettelijke verplichtingen als een volwassene. Hij moet bijvoorbeeld op elke doordeweekse dag ’s ochtends tefillien dragen (twee kleine leren doosjes met leren riemen). In veel gemeenschappen wordt Bar Mitswa op de sabbat in de synagoge naar voren geroepen te worden om uit de Thora te lezen, wat normaal gesproken alleen een volwassene mag doen. Meestal leest de jongen dan een gedeelte of alles van wat er die ochtend uit de Thora moet worden gelezen en spreekt hij voor het eerst de zegen uit. Om het te vieren geeft de familie een kiddoesj, een receptie, in de synagoge en een feestmaal thuis. Op de twaalfjarige leeftijd viert een meisje haar Bat Mitswa. In liberale gemeenschappen leert lezen uit de Thora. Orthodoxe meisjes vieren hun Bat Mitswa in de synagoge, thuis, op school of tijdens een ceremonie op zondagmiddag.
Het huwelijk Een joodse bruiloft is overal ter wereld anders. Het kan een informele ceremonie in de buitenlucht zijn of een plechtige ceremonie in de synagoge. Elke bruiloft heeft een choepa, baldakijn, die het nieuwe huis symboliseert. De bruid draagt een sluier over haar gezicht en de bruidegom breekt een glas om de verwoesting van de twee tempels te herdenken.
Sterven en rouw Het lichaam van een orthodoxe jood wordt altijd begraven, maar sommige liberale joden staan ook crematie toe. Na de begrafenis nemen de ouders, de man of de vrouw, zussen, broers of kinderen van degene die overleden is de sjiva in acht, een rouwperiode van zeven dagen. Ze zitten de hele dag op lage stoelen, terwijl er familieleden en vrienden langskomen om met ze te bidden, ze te troosten of om eten mee te brengen. Op de sterfdag wordt elk jaar een herdenkingskaars afgestoken en gebeden. Bidden Joden bidden overal, waar dan ook! Elke handeling of gebeurtenis grijpen ze aan om te bidden. Telkens als joden eten of drinken, nieuwe kleren aantrekken, slecht nieuws horen, naar bed gaan of opstaan is er wel een passend gebed. Zelfs voor joden die een lange reis maken, bestaat een gebed. Als ze niet zeker weten wat ze moeten bidden, bijvoorbeeld op een plek waar iets vreselijks is gebeurd, of juist iets heel moois, worden ze aangemoedigd hun eigen gebeden te verzinnen. In de synagoge (het joodse gebedshuis) bestaat voor elke gelegenheid een gebed. Hoe bidden de joden? Vanaf ongeveer drie jaar worden joden aangemoedigd om God te betrekken in alles wat ze doen. Hiervoor worden korte gebeden opgezegd, zoals de berachot (lofuitingen) die voor elke gelegenheid zijn. Daarnaast zijn er vaste gebeden die orthodoxe joodse mannen elke dag drie keer in het Hebreeuws opzeggen. Ze worden in gedachten of hardop voorgedragen of gezongen. Veel liberale joden hebben deze gebeden ingekort en zeggen ze alleen in de synagoge op vrijdagavond, sabbatochtend en bij speciale gelegenheden. Ze bidden in een mengeling van Hebreeuws en hun eigen taal. Normaal bidden joden zittend of staand, maar sommige gebeden moeten in bed worden opgezegd, zoals het sjemagebed. Bidden in de synagoge De gebeden in de synagoge worden geleid door de rabbijn, de voorzanger of een gewoon iemand. In een orthodoxe synagoge worden de gebeden alleen geleid door mannen of jongens van dertien jaar en ouder. In veel liberalen synagogen worden de gebeden ook door vrouwen geleid en zitten mannen en vrouwen bij elkaar.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OVER SURINAAMSE JODEN, GESTORVEN IN HOLOCAUST EN OORLOG | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totalen
gecombineerd: 96
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. INDIVIDUELE NAMEN
HOLOCAUST-SLACHTOFFERS SURINAME (juli 2007) Geboorteplaats is Paramaribo, tenzij anders vermeld.
![]() Hendrikschool Gravenstraat (Henck Arronstraat) 2007 5 oktober 1880, gepensioneerd lerares van de voorname Hendrikschool. Estelle is de zuster van Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita (zie onder). Haar laatst bekende adres was Deurloostraat 104hs, Amsterdam. Hier woonde zij met haar echtgenoot. In 1941 woonde op dit adres ook het gezin van Judith Nassy-Polak (zie onder). De echtgenoot van Estelle overleefde. Zij zelf overleed in Auschwitz op 26 oktober 1944. Estelle Cornelie was 64 jaar. Gezin Bueno de Mesquita-da Costa - [] S John Jacques Bueno de Mesquita, zoon. Den Haag, 7 november 1936. Evenals zijn moeder en broer overleden op 8 oktober 1944 in Auschwitz, 7 jaar oud. - [] S Henri Bueno de Mesquita, zoon. Den Haag 7 januari 1943. Evenals zijn moeder en broer op 8 oktober 1944 in Auschwitz vergast, 1 jaar oud. ![]() Overlijdensadvertentie van Sara Dünner (foto: Joods Monument) S Betsy T. Fernandes, 9 maart 1893 - zie Betsy Sanders-Fernandes Gezin Fernandes-Swijt <> # Tellina Betsy de la Fuente-Fernandes, 15 juni 1989, dochter van Juda Daniel en Rebecca Fernandes. Zij trouwde met E.S. de la Fuente, 'districtscommissaris' (burgemeester). Het echtpaar leefde in Nederlands-Indië, waar een zoon werd geboren. Eduard Stephen de la Fuente, (Makasser, 9 januari 1924) werd advocaat in Nederland. Hij stierf op 4 maart 1945 in Buchenwald. Tellina Betsy de la Fuente overleed op 23 juni 1946 op het hospitaalschip Tasman, bij Tandjong Priok. Cornelia Tellina Fernandes, 14 maart 1896, een tweede dochter van Juda Daniel en Rebecca de la Fuente, staat onder de naam Vas Nunes-Fernandes. ![]()
Abraham ('Bram') Samuel Fernandes, Paramaribo, 4 november 1906, zoon
van Abraham S. Fernandes en Seline Morpurgo. Hij werkte in 1940 bij
de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM, nu Shell) als operator van
de thermische kraakinstallatie Dubbs in Pernis of Vlaardingen. In
Pernis was in 1936 aan de net gegraven Petroleumhaven een nieuwe
Shell-raffinaderij gebouwd. De Dubbs-installatie was daar een
onderdeel van. Met zijn vrouw en de twee dochters Paula en Jetty
woonde Bram Fernandes aan de Sportlaan 68 in Vlaardingen. Daar kwam
hij in de eerste maanden van de oorlog in contact met de Geuzen.
De Geuzen
De oprichter van de verzetsgroep, Bernard IJzerdraat (Haarlem 1891),
werkte als leraar handenarbeid en schoonschrijven aan enkele scholen
in de regio Rotterdam. Het bombardement op die stad (14 mei 1940) en
de daarop volgende capitulatie van het Nederlandse leger deed hem in
actie komen. Hij schreef een oproep tot verzet, vermoedelijk genaamd
‘Bericht No. 2’, kopieerde dit met de hand en verdeelde het als
kettingbrief onder vrienden en bekenden. Hij maakte nog meer
Geuzen-berichten, en noemde het handgeschreven blaadje vanaf juli
1940 ‘De Geus van 1940’. De naam verwijst naar het verzet in de 16e
eeuw tegen de Spaanse overheersing dat leidde tot een onafhankelijk
Nederland.
Sabotage Op een aantal sites, zoals die van het Verzetsmuseum, Go2War, de Waalsdorper Vlakte (‘Erepeloton’) en het 4-5 mei Comité, is te lezen wat de verzetsgroep deed. Duitse verdedigingswerken werden in kaart gebracht en aan Londen doorgegeven. Men verzamelde wapens, maakte primitieve springstoffen, deed aan sabotage en zocht ontsnappingswegen naar Engeland. Ook stelden de Geuzen lijsten op van NSB’ers, collaborateurs en ‘Moffenmeiden’. Je kunt je afvragen hoe objectief die lijsten waren. Volgens Go2War kwam van werkelijke sabotage niet veel terecht. Het bleef bij een beperkt aantal acties: de lichtkabel van de zoeklichtbatterij rondom Rotterdam werd doorgesneden, evenals telefoonleidingen van de stellingen van Hoek van Holland, en soms werden Duitse soldaten in het geheim uit de weg geruimd. Jan Anderson van het Streekmuseum vertelt ook over Vlaardingen dat de Geuzen telefoonkabels doorsneden, waardoor de Duitsers geen verbinding meer hadden tussen de zoeklichten buiten de stad en het afweergeschut in de stad. Wat betreft de rol van Abraham Fernandes is het voorstelbaar dat hij betrokken was bij sabotageacties op de raffinaderij, die voor de Duitse oorlogsvoering van groot belang was. Arrestaties In november 1940 kwam de Sicherheitspolizei achter het bestaan van de verzetsgroep. In vergelijking met de Duitse inlichtingendiensten was men amateuristisch. Zo kwamen gegevens over geheime wapenvoorraden in Schiedam door loslippigheid van een Geus die tot de Wilton-Feijenoordgroep hoorde, bij een NSB-er in Arnhem terecht. Men kwam nu al gauw achter de namen van Geuzen bij Wilton-Feijenoord en de wandelvereniging Flardinga. Op 28 november werd in Haarlem Bernard IJzerdraat opgepakt. Op zijn adres werden wapens en adressen gevonden. In december, januari en februari gingen de arrestaties door. Op 24 februari was het de beurt aan 28 personen, onder wie Bram Fernandes. Een buurmeisje, Joke Petterson, zag een zwarte auto op 24 februari 1941 de straat inrijden. ‘Ome Bram’ werd meegenomen en ging, zoals alle leden van de verzetsgroep, naar de Strafgevangenis van Scheveningen, die later ‘het Oranjehotel’ werd genoemd. Vaak probeerde men door marteling informatie uit hen te krijgen. Aanklacht Op diezelfde dag stonden drieënveertig Geuzen in het gebouw van de Hoge Raad (Den Haag) voor de Duitse militaire rechtbank, het ‘Feldgericht des Kommandierenden Generals und Befehlshabers im Luftgau Holland’. De beklaagden werden blijkbaar, zoals zij zichzelf ook zagen, als een (Geuzen)leger behandeld. Ze werden onder meer beschuldigd van spionage, het ongeoorloofd bezit van wapens en beschadiging van militaire installaties. Overlijden Of ook Fernandes op grond van deze aanklacht werd opgepakt is niet bekend. Een week na zijn arrestatie, op 4 maart 1941, overleed hij in de Scheveningse gevangenis, vermoedelijk aan de gevolgen van martelingen. Hij was 34 jaar. Een andere Geus, Ko Boezeman uit Maassluis was hem op deze manier op 9 januari voorgegaan. Zonder proces of veroordeling. Executies Op diezelfde 4 maart 1941 was de uitspraak van het Feldgericht in het officiële Geuzenproces: achttien doodvonnissen, negentien maal gevangenis- of tuchtstraf en zes maal vrijspraak. De schok bij de gevangenen was heftig. De advocaten vroegen gratie en rekenden erop dat die zou worden verleend. Op 11 maart 1941 bevestigde generaal Christiansen echter het vonnis voor vijftien van de ter dood veroordeelden. Twee dagen later werd het vonnis voltrokken. Drie communisten die tijdens de Februaristaking (25 februari) waren opgepakt werden aan het groepje van vijftien toegevoegd, waarmee het totaal op achttien kwam. Van hen was Joop Eyl evenals Bram Fernandes joods. De mannen werden in vrachtauto’s naar de Waalsdorpervlakte in de Haagse duinen gebracht en gefusilleerd. Het was de eerste serie van executies die op deze vlakte plaatsvond.< Verzetsgedicht Jan Campert maakte als reactie zijn gedicht ‘De achttien doden’, met de bekende beginregels ‘Een cel is maar twee meter lang, en nauw twee meter breed, wel kleiner nog is het stuk grond, dat ik nu nog niet weet, maar waar ik naamloos rusten zal’. Begin 1943 werd er door illegale uitgevers (De Bezige Bij) een rijmprent van gemaakt. De opbrengst van de verkoop kwam ten goede aan de redding van joodse kinderen. Ko Boezeman en Bram Fernandes, en misschien nog anderen, kunnen symbolisch tot deze Achttien Doden worden gerekend.
Vervolg Na de dood van Abraham vertrok het gezin Fernandes onmiddellijk
uit Vlaardingen, naar Amsterdam of Halfweg. Het gezin overleefde
de oorlog en de eventuele gevolgen van de betrokkenheid bij het
Geuzenverzet en de jodenvervolging. Abraham Fernandes ontving
postuum het Verzetsherdenkingskruis en werd herbegraven op het
Nederlands ereveld Loenen bij Apeldoorn (nr. 160). Zijn naam
staat (vermoedelijk tweemaal) bij de verzetsstrijders op de
plaquette die de Surinaamse regering op 4 mei 2006 onthulde. Echtpaar Gomperts-Samuels
David Coenraad Gomperts, 21 mei 1863 (S heeft 22 mei, De Bye
'Schetsen' 20 mei), arts, eigenaar van de plantage Ma
Retraite. Hij was districtsgeneesheer in de gebieden Boven-Para
en Saramacca. In 1902 kreeg hij in verband met de tropenjaren
eervol ontslag. Hij legde zich toe op het beheer van zijn
plantage. Ook was hij enige tijd lid van het armbestuur van de
Nederlands Israëlitische Gemeente (NIG). In 1934 werd Gomperts
tot ridder in de orde van Oranje-Nassau benoemd. De site van JM
schrijft op basis van de studie van J.H. Coppenhagen het
volgende:
David Coenraad Gomperts (ook wel gespeld als Gompertz) studeerde
geneeskunde in Paramaribo. Hij legde het artsexamen af in 1889.
Hij vestigde zich in 1914 in Nederland, in Den Haag aan de Groot
Hertoginnelaan 248, als rustend geneesheer. Hij was directeur
van de Cultuurmaatschappij. David Coenraad Gomperts was getrouwd
met Selly Alexander Samuels'. Hun laatst bekende adres was
Groot Hertoginnelaan 243. David Coenraad werd op 7 mei 1943
evenals zijn vrouw in Sobibor vergast. Hij was 80 jaar.
Paleis Gouverneur (President) Oranjeplein
(Onafhankelijkheidsplein) 2007
Portugees-Israelitische Synagoge Heerenstraat 2007 Familie Hilfman-Bueno de Mesquita [] + OGS Pinkus (Bernard) Hilfman (Aalten, 23 januari 1877) Pincus A. Hilfman in De Bye, Schetsen), was gedurende twintig jaar godsdienstleraar en talmoedgeleerde van de Portugees Israëlitische Gemeente (PIG) in Paramaribo. Hij volgde in die functie David de Isaac Querido op (1893-1896; zie Rebecca Querido). Hilfman werd geboren in een orthodox milieu te Aalten. Zowel zijn vader als de vader van zijn moeder waren talmoedgeleerden. Hij ging studeren aan het Nederlands Israelitisch Seminarium te Amsterdam, waar hij in 1900 of 1901 zijn examen godsdienstonderwijzer behaalde. Op 1 maart 1901 vertrok hij naar Suriname om er zijn beroep uit te gaan oefenen. Zijn entree-predicatie werd door de gouverneur bijgewoond. Nog in hetzelfde jaar liep Hilfman de gele koorts op, maar hij herstelde. Op 24 december trouwde hij met Grace Julie Bueno de Mesquita, die hij in Paramaribo had leren kennen. Zijn ambtscollega van de Hoogduitse Gemeente (NIG), Jacob Roos, zegende het huwelijk in. Het paar kreeg drie kinderen (zie onder). Pinkus Hilfman schreef een groot aantal publicaties, waaronder 'Notes on the History of the Jews in Surinam' (1909). In 1922 werd hij, in verband met de tropenjaren, gepensioneerd. Het gezin ging terug naar Nederland en vestigde zich aanvankelijk in Den Haag. Men woonde vervolgens ook in Antwerpen en Amsterdam. Pinkus Hilfman overleed op 27 januari 1943 in Amsterdam, en werd op de joodse begraafplaats in Diemen begraven. Hij werd 66 jaar. Op de site van JM komt onderstaand overlijdensbericht uit het Joodsch Weekblad voor. Overlijdensadvertentie van Pinkus Hilfman (foto: Joods Monument) Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita, 9 augustus 1879. Grace Julie was echtgenote van de godsdienstonderwijzer van de Portugees-Joodse Gemeente (PIG) en een jongere zus van Estelle Cornelie Bueno de Mesquita (zie boven). Het echtpaar Hilfman-Bueno de Mesquita kreeg drie kinderen, onder wie zoon Rudolf. Kleindochter Moana Hilfman, dochter van Rudolf, schreef in een e-mail (2005) het volgende: 'In de getypte verklaring die het Nederlandsche Roode Kruis op 20 januari 1948 uitgaf, wordt aangegeven dat mijn grootmoeder, "Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita, geboren 9 augustus 1879 te Paramaribo, laatste adres: Pres. Brandstraat 24hs te Amsterdam, op 25 februari 1944 naar Theresienstadt gedeporteerd werd. - Op 16 mei 1944 werd [zij] voornoemd van Theresienstadt uit verder vervoerd met bestemming Auschwitz. - [...] verklaart voorts, dat de personen, die op 16 mei 1944 van Theresienstadt naar Auschwitz werden gedeporteerd tot ca. begin juli 1944 in of in de omgeving van Auschwitz aan de gevolgen van vergassing zijn overleden. - [...] Grace Julie Hilfman-Bueno de Mesquita werd 64 jaar. Haar zoon Rudolf en zijn vrouw (zie onder) werden een jaar voor haar vermoord. De naam Grace Julie Hilfman kwam in geen van de bekende websites van de Holocaust-slachtoffers voor. Sinds september 2005 staan zij, haar zoon en diens vrouw vermeld op de site van de Oorlogsgravenstichting. Rudolf Hilfman, 1 maart 1906, zoon van Pinkus en Grace Julie Hilfman. Handelsreiziger. Hij was getrouwd met Jochébed Henriette Hilfman-Levisson, Amsterdam, 13 maart 1908. Hun laatst bekende adres was Blasiusstraat 113-III, Amsterdam. Beide echtgenoten werden op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Rudolf was 37 jaar, Jochébed 35 jaar. Hun dochter Moana overleefde. Mevrouw Moana Hilfman verklaarde in een e-mail (2005) het volgende: 'Mijn vader, Rudolf Hilfman, een van de drie kinderen van Pinkus Hilfman en Grace Julie Bueno de Mesquita, is op 29 juni 1943 naar Sobibor gedeporteerd en daar op of omstreeks 2 juli 1943 omgekomen. In zijn laatste paspoort, dat in mijn bezit is, wordt hij als 'handelsreiziger' vermeld.'
Johtje Vos in de negentiger jaren (foto: The New York Times) In de New York Times van 4 november 2007 staat meer te lezen over het gezin Hilfman-Levisson. Barbara Moorman vertelt (Glenford, NY) hoe haar moeder Johtje Kuyper (journalist, kleindochter van staatsman Abraham Kuyper) en haar tweede echtgenoot, Aart Vos, tijdens de oorlog in hun Larense huis 36 joodse Nederlanders het leven redden. Johtje wilde ook het gezin Hilfman-Levisson bij hen laten onderduiken. Moana’s ouders weigerden echter. Ze zeiden: ‘wij zijn joden; dit is ons lot’. Johtje Vos smeekte hen dan toch hun 3 jaar oude dochtertje een kans op overleven te gunnen. In de nacht dat Rudolf en Jochébed werden opgehaald gaven zij Moana mee met een vriend, die haar naar het echtpaar Vos bracht. Moana Hilfman werd als een van hun eigen kinderen behandeld en overleefde. [met dank aan John Brouwer de Koning] + Sophie Louise Jacobsen-Samson, 7 juli 1885. Zij was een dochter van Jacob Marcus Samson en Hester/Estelle Elisabeth Samethini en vermoedelijk verwant met Judith de la Parra-Samson (Paramaribo, 21 juli 1884), eveneens wonend in Den Haag. Leopold Bernard Jacobsen (foto: Joods Monument) Sophie Louise Samson trouwde met Leopold Bernard Jacobsen (Meppel, 11 oktober 1879), likeurfabrikant. Deze was een enthousiast lid van de Haagse schaakvereniging 'Discendo Discimus' in Den Haag. Leopold schreef het clublied en droeg bij feestelijke gelegenheden gedichten voor (www.joodsmonument.nl). Het echtpaar kreeg minstens drie kinderen; Emmy, Margo en Rudolf. Van hen woonde er in 1942 één thuis. Het laatst bekende adres van de echtgenoten was de Zeestraat 73 in Den Haag. Op 12 februari 1943 werden beiden in Auschwitz vergast. Sophie Louise was 57, haar man 63 jaar. De drie kinderen overleefden. Eén was ondergedoken, de ander gemengd gehuwd en de laatste was in het buitenland woonachtig. [Met dank aan Helmus Liekele, e-mail maart 2009] Broers Kopinsky Salomon Eduard Kopinsky, 17 augustus 1897, zoon van Selig Kopinsky en Elisabeth Nunes. Hij was getrouwd met Sara Morpurgo (Amsterdam, 3 december 1894). Er waren twee dochters, Elisabeth (Amsterdam, 16 april 1922) en Gracia (idem, 19 augustus 1926). Het laatst bekende adres was Dijkstraat 45-II in Amsterdam, bij de Nieuwmarkt. Het beroep van Salomon was toen koopman, van Elisabeth broekennaaister. Gracia was leerling confectiewerker. De gezinsleden werden op verschillende data vermoord. De beide dochters in Auschwitz, kort na het begin van de deportaties. Elisabeth op 18 september 1942, 20 jaar oud. Gracia op 30 september 1942, 16 jaar oud. Sara werd acht maanden later, op 28 mei 1943, in Sobibor vergast. Zij was 48. Salomon stierf, evenals zijn broer Seling, op 31 maart 1944 in Centraal Europa, op 46-jarige leeftijd. Van het gezin is een JOKOS-dossier: een claim bij de Bondsrepubliek Duitsland op geroofde huisraad. Seling / Celig Kopinsky, 24 mei 1908, jongere broer van Salomon Eduard. Hij was getrouwd met Henriette Logcher (Amsterdam, 7 september 1914). Beiden waren kantoorbediende. Er was één kind, Nick (Amsterdam, 17 augustus 1935). Het laatst bekende adres van het gezin was de Niersstraat 18-I in Amsterdam, Rivierenbuurt. Nick werd samen met zijn moeder op 22 oktober 1943 in Auschwitz vergast. Zij was 29 jaar, hij was 8 jaar. Seling stierf op dezelfde tijd en plaats als zijn broer Salomon, 31 maart 1944 in Centraal Europa. Hij was 35 jaar. Van het gezin is een JOKOS-dossier: een claim bij de Bondsrepubliek Duitsland op geroofde huisraad. >Leonard ('Leo') Kopinsky, 10 december 1909 (DJ en JM hebben 10 februari i.p.v. 10 december), jongere broer van Salomon en Seling. Zijn laatst bekende adres was Rijnstraat 207-III te Amsterdam. Leo's beroep was kleermaker. Hij overleed aan het eind van de oorlog in kamp Dachau, op 23 maart 1945. Leonard werd 35 jaar. Sophie de Lange-Salomons, 14 april 1911, dochter van Abraham Salomons, koopman en Reinie Pos. Zij trouwde met Elias Johan de Lange (Amsterdam, 8 maart 1907), bouwkundige. Er waren twee kinderen. Het laatste adres van het echtpaar was J.W. Brouwersstraat 15hs, Amsterdam, vlakbij het Concertgebouw. Sophie stierf op 3 september 1943 in Auschwitz, op 32-jarige leeftijd. Haar man stierf zeven maanden later in hetzelfde kamp, op 31 maart 1944. Hij was 37 jaar. De kinderen overleefden.
Heerenstraat, Paramaribo (foto: webserv.nhl.nl) Links de toegangspoort tot de Portugese Synagoge, daarachter de torens van de kathedraal. Gezin Leefmans-Ballin Helene Elise Leefmans-Bal(l)in, 29 maart 1859, weduwe van Leefman Cos Leefmans, koopman; dochter van Barnat Ballin en Rebecca Bueno de Mesquita. Zij was in Paramaribo getrouwd. Haar laatst bekende adres was Frans van Mierisstraat 77hs, Amsterdam. Haar nicht Elisabeth Lyons woonde in de nabijgelegen Ruysdaelstraat (zie onder). Helene Elise woonde samen met haar dochter Estelle (zie onder). Beiden werden naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Mevrouw Leefmans-Bal(l)in kwam daar op 8 mei 1944 om het leven, 85 jaar oud. Estelle Rachel Leefmans, 21 augustus 1888, dochter van Cos en Helene Leefmans. In 1941 woonde zij met haar moeder in de Frans van Mierisstraat te Amsterdam. Estelle was blind. Op 27 maart 1944 kwam zij in kamp Bergen-Belsen om het leven, zes weken voor haar moeder. Estelle Rachel was 55 jaar. (met dank aan mevrouw Anne E. Otto, achterkleindochter van Helene Elise Leefmans, sept. 2006) Zusters de Leon(-Fernandes) Wilhelmina Hilda ('Leonie') de Leon, 30 oktober 1898, dochter van Isaac de Leon en Esther J. Fernandes. Verpleegster. Haar laatste adres was Hectorstraat 35hs, Amsterdam, waar ze samen met haar zuster Georgine woonde. Evenals zij kwam Leonie de Leon op 31 december 1944 in Auschwitz om het leven. Zij was 46 jaar. Georgine Elizabeth Heloise de Leon, 10 januari 1902, jongere zuster van Leonie de Leon, eveneens verpleegster. Haar laatst bekende adres was de woning van haar zus. Georgine kwam op dezelfde dag en plaats om het leven, op 31 december 1944 in Auschwitz. Zij was 41 jaar. 1) Salomon Isriël/Israel Levie, 9 april 1892. Door S genoemd als zoon van Israel S(alomon) Levie en Netje Samuels. S schrijft 10 april en verwisselt hem met Salomon Hartog Levie (19 augustus 1896). Het Joods Monument laat de tweede voornaam weg. Salomon Isriël Levie was banketbakker. Hij trouwde met Anna Sjouwerman (Amsterdam, 27 juni 1892). Het echtpaar kreeg twee kinderen: Isriël Salomon (Amsterdam, 28 februari 1927) en Theodoor Salomon (idem, 31 juli 1928). Hun laatst bekende adres was de Tweede Boerhaavestraat 66-II in Amsterdam. Anna Levie-Sjouwerman en de jongste zoon, Theodoor Salomon, kwamen op 24 september 1942 in Auschwitz om het leven, twee maanden na het begin van de deportaties. Anna was 51 jaar, Theodoor was 14. Salomon Isriël en de oudste zoon Isriël Salomon hebben als overlijdensdatum 31 januari 1943. Zij waren 46 en 15 jaar oud. 2) Aron Israel/Isriël (bij S) Levie, 4 juli 1896, broer van Salomon Isriël en Marcus Israel Levie. Aron was schoenmaker. Hij trouwde met Duifje Engelander (Amsterdam, 22 april 1890). Er kwamen twee kinderen: Jeannette (Amsterdam, 14 november 1924) en Rosa (idem, 20 april 1929). Het laatst bekende adres van het gezin was de Tweede Jan Steenstraat 56-II in Amsterdam. De ouders en de jongste dochter werden op 15 december 1942 in Auschwitz vermoord. De oudste dochter bijna drie maanden eerder, op 30 september 1942. Aron Isriël was 46, Duifje 52, Jeannette 17 en Rosa 13 jaar oud. 3) S Marcus Israel Levie, 9 oktober 1900, broer van Salomon Israel Levie (zie boven). Zijn naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam. 4) Bernard Isriël/Israel (bij S) Levie, 13 oktober 1902, broer van Salomon Isriël, Aron Israel en en Marcus Israel Levie. Hij trouwde met Helena Nathan (Arnhem, 23 november 1900). Er waren geen kinderen. Bernard was handelsreiziger. Het laatst bekende adres van het echtpaar was Rozengracht 70hs in Amsterdam. Het echtpaar werd op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Bernard Isriël was 41, zijn vrouw Helena 42 jaar. De naam van Bernard Israel Levie staat in de lijst met 10 joodse slachtoffers op de plaquette die op 4 mei 2006 op het oorlogsmonument van Paramaribo werd aangebracht (zie Suriname in WOII).
De Keizerstraat in Paramaribo, waar de Hoogduitse Synagoge gevestigd is (foto: webserv.nhl.nl) Gezin Levie-van der Rhijn Hartog Salomon Levie, 20 december 1869. Echtgenoot van Flora van der Rhijn, Groningen 27 december 1863. Het echtpaar woonde aanvankelijk in Suriname, waar dochter Louisa werd geboren (zie onder). Het laatste adres van het gezin was Oosterpark 76, bovenhuis, Amsterdam. Hartog Salomon en Flora Levie werden op 16 april 1943 in Sobibor vergast. Hij was 63, zij was 69 jaar. Louisa ('Louise') Levie, 2 januari 1898. Dochter van Hartog Salomon en Flora Levie-van der Rhijn. Haar laatste adres was bij haar ouders, Oosterpark 76 in Amsterdam. Haar overlijdensdatum (Sobibor, 6 april 1943) is een verschrijving. Louise werd op 2 of 3 april 1943 na verraad (?) naar Westerbork gebracht. De datum 6 april, die www.ogs.nl en het Joods Monument hanteren, was de deportatiedag. Zij werd op 9 april vergast. Louise was 44 jaar. Met dank aan de heer Pinchas Bar-Efrat (september 2007). Echtpaar Levie-Levie< Salomon Hartog Levie, 19 augustus 1896, door S verwisseld met de oudere Salomon Israel Levie (9 april 1892) - zie onder. Salomon Hartog was wellicht een zoon van Hartog Salomon Levie (zie boven). Salomon Hartog trouwde met Julie Levie. Het echtpaar had een winkel aan de Kalverstraat 94. Hij werd op 7 september 1943 in Auschwitz vermoord, op dezelfde plaats en tijd als zijn vrouw. Salomon Hartog werd 46 jaar. Julie Mathilde Levie-Levie, 11 juli 1901, dochter van Isaak J. Levie en Esther E. Pinto, echtgenote niet van Salomon Israel (zoals S aanneemt), maar van Salomon Hartog Levie. Het echtpaar had een winkel aan de Kalverstraat. Julie Mathilde werd op 7 september 1943 in Auschwitz vermoord, op dezelfde plaats en tijd als haar man. Ze was 42 jaar. Haar broer Juda en zijn gezin ontkwamen evenmin. Gezin Levie-Blog < Juda Israel Levie, 22 februari 1899, oudere broer van Julie M. Levie (zie boven). Hij was afdelingshoofd van het warenhuis De Bijenkorf te Rotterdam en procuratiehouder. Juda was getrouwd met Mietje Levie-Blog (Amsterdam, 23 oktober 1897). Het echtpaar had een kind, Fritz Jack, dat in Amsterdam geboren werd (22 juni 1928). Het laatst bekende adres van het gezin was de Van der Palmstraat 61 in Voorburg. Het gezin werd verraden (?) en naar kamp Vught gestuurd. Vandaar werden zij op 24 mei 1943 naar Westerbork gestuurd, waar zij de volgende dag werden 'doorgezonden'. Op 28 mei 1943 werden Juda (44 jaar), Mietje (45 jaar) en Fritz (14 jaar) in Sobibor vergast. 2844 andere uit Nederland afkomstige joden stierven daar op dezelfde dag. De overlijdensdatum 28 mei 1944 die de database van DutchJewry en het Joods Monument heeft, moet op een verschrijving berusten. De Nederlandse transporten naar Sobibor stopten op 23 juli 1943. Met dank aan de heer Pinchas Bar-Efrat (september 2007). >Familie Levie-Samuels + Netje Levie-Samuels, 2 maart 1862, weduwe van Israel S. Levie, moeder van Salomon Israel Levie en gezien de (spelling van de) tweede voornaam vermoedelijk ook van Aron Isriël, Marcus Israel en Bernard Isriël Levie (zie onder). S noemt haar maar vermeldt haar niet als slachtoffer. Voor mogelijke verwanten zie Rosetje Bramson-Samuels (1868), Selly Alexander Gomperts-Samuels (1869) en familie Samuels. Haar laatst bekende adres was Uithoornstraat 37-I in Amsterdam. Daar woonde zij met het echtpaar Leuw en het gezin Hoogstraal. Netje Levie-Samuels werd op 26 februari 1943 in Auschwitz vermoord, vier weken na haar zoon Salomon en kleinzoon Isriël. Netje was 80 jaar.< Salomon Isriël/Israel (bij S) S(alomon) Levie en Netje Samuels. S schrijft 10 april en verwisselt hem met Salomon Hartog Levie (19 augustus 1896). Het Joods Monument laat de tweede voornaam weg. Salomon Isriël Levie was banketbakker. Hij trouwde met Anna Sjouwerman (Amsterdam, 27 juni 1892). Het echtpaar kreeg twee kinderen: Isriël Salomon (Amsterdam, 28 februari 1927) en Theodoor Salomon (idem, 31 juli 1928). Hun laatst bekende adres was de Tweede Boerhaavestraat 66-II in Amsterdam. Anna Levie-Sjouwerman en de jongste zoon, Theodoor Salomon, kwamen op 24 september 1942 in Auschwitz om het leven, twee maanden na het begin van de deportaties. Anna was 51 jaar, Theodoor was 14. Salomon Isriël en de oudste zoon Isriël Salomon hebben als overlijdensdatum 31 januari 1943. Zij waren 46 en 15 jaar oud. Aron Israel/Isriël (bij S) Levie, 4 juli 1896, broer van Salomon Isriël en Marcus Israel Levie. Aron was schoenmaker. Hij trouwde met Duifje Engelander (Amsterdam, 22 april 1890). Er kwamen twee kinderen: Jeannette (Amsterdam, 14 november 1924) en Rosa (idem, 20 april 1929). Het laatst bekende adres van het gezin was de Tweede Jan Steenstraat 56-II in Amsterdam. De ouders en de jongste dochter werden op 15 december 1942 in Auschwitz vermoord. De oudste dochter bijna drie maanden eerder, op 30 september 1942. Aron Isriël was 46, Duifje 52, Jeannette 17 en Rosa 13 jaar oud. S Marcus Israel Levie, 9 oktober 1900, broer van Salomon Israel Levie (zie boven). Zijn naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam. Bernard Isriël/Israel (bij S) Levie, 13 oktober 1902, broer van Salomon Isriël, Aron Israel en en Marcus Israel Levie. Hij trouwde met Helena Nathan (Arnhem, 23 november 1900). Er waren geen kinderen. Bernard was handelsreiziger. Het laatst bekende adres van het echtpaar was Rozengracht 70hs in Amsterdam. Het echtpaar werd op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Bernard Isriël was 41, zijn vrouw Helena 42 jaar. De naam van Bernard Israel Levie staat in de lijst met 10 joodse slachtoffers op de plaquette die op 4 mei 2006 op het oorlogsmonument van Paramaribo werd aangebracht (zie Suriname in WOII). Zusters Levie Sara Celine Levie, 25 juli 1889 (S schrijft 8 juli). Hulp in de huishouding. Haar laatst bekende adres was de Uithoornstraat 51-I in Amsterdam. Het is niet onmogelijk dat Sara Celine familie was van Netje Levie-Samuels en haar bovengenoemde zoons. Netje Levie woonde in dezelfde straat, op nummer 37-I. Sara woonde samen met haar familieleden Betje en Rosette. Allen werden op 3 december 1942 in Auschwitz vergast. Sara Celine was 53 jaar. < Betje Levie, 21 oktober 1890. Boekhouder. Zij woonde samen met Sara en Rosette Levie, vermoedelijk zusters, op de Uithoornstraat 57-I in Amsterdam. Betje werd evenals haar verwanten op 3 dember 1942 in Auschwitz vergast. Zij was 51 jaar. Rozette/Rosette (bij S) Levie, 11 maart 1894. Verkoopster. De jongste van de drie verwanten op de Uithoornstraat 57-K. Bij hen in woonde in 1941 ook Salomon Meijer Swaab, tweelingbroer van Rebecca Swaab, die met haar ouders in de Uithoornstraat op nr. 87-I woonde. Rozette Levie werd op 3 december 1942 in Auschwitz vergast, evenals Betje en Sara. Zij was 47 jaar. Salomon Meijer Swaab, zijn zusje en hun ouders waren in hetzelfde kamp al eerder vermoord. Rozette Levie wordt genoemd op de plaquette van het oorlogsmonument in Paramaribo. S Henriette Levie, 18 januari 1899. Haar naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam. Samson (de Bye) en de verschillende sites kennen ook een Blanche Levie (1896); zij trouwde met Jacobi Taytelbaum (zie onder).
![]() Willy Albert Levy (foto: Joods Monument) Willy Albert Levy 1 december 1899. Chirurg (zie H. Coppenhagen). Zijn laatst bekende adres was de Frans van Mierisstraat 82hs, Amsterdam. Dokter Levy deed als reserve-officier van de geneeskundige troepen dienst in de meidagen van 1940, onderdeel Genie. Hij stierf op 15 mei 1940 in Amsterdam, en werd begraven op de Nederlands-Israëlitische Begraafplaats te Muiderberg (rij 25, nr. 35). Zijn echtgenote, Helena Martha Frijda (Assen, 26 maart 1905) stierf op dezelfde dag, en werd op dezelfde begraafplaats naast haar man begraven (nr. 36). Het lijkt aannemelijk dat beiden zelf voor de dood kozen. Betje Lopes de Leaô Laguna-da Silva, 7 augustus 1882 - de site van OGS heeft bij 'Leao' geen teken op de o. Weduwe van B.J. Lopes de Leaô Laguna en zuster van Isaac David en Arnold da Silva (zie onder). Haar laatst bekende adres was de G. Terborgstraat 17hs in Amsterdam. Haar dochter >Hettie, op 18 december 1907 in Watergraafsmeer geboren, woonde bij haar. Hettie was schoonheidsspecialiste. Zij werd op 17 september 1943 in Auschwitz vermoord, op 35-jarige leeftijd. Haar moeder Betje werd op 7 juli 1944 in Auschwitz om het leven gebracht, op dezelfde dag als haar broer Isaac David da Silva en haar schoonzuster Anna da Silva-Palache (zie onder). Op dezelfde dag overleed ook Rebecca Lopes de Leaô Laguna (Amsterdam, 3 oktober 1883), pianolerares, en wellicht familie. Betje was 61 jaar.![]() Elisabeth Estelle Lyons [Lijons], 15 februari 1871, dochter van Juda Lyons (1836) en Johanna Leefmans (1862). Haar laatst bekende adres was Ruysdaelstraat 102-II in Amsterdam. Haar tante en een van haar nichten - Helene Elise Leefmans-Bal(l)in en haar dochter Estelle (1888) - woonden in de naastgelegen Frans van Mierisstraat 77hs. Helene Leefmans was de schoonzuster van Elisabeths' moeder. Elisabeth Lyons werd op 14 mei 1943 met 1364 andere uit Nederland afkomstige joden vergast in Sobibor. Zij was 72 jaar. Haar stiefzuster Marie Evelyne (13 december 1895) overleefde en werd bijna 100 jaar. Zij overleed op 2 december 1994 in Amsterdam. (met dank aan mevrouw Anne E. Otto, achterkleindochter van Helene Elise Leefmans, sept.2006). Kinderen Morpurgo-Alberga Willy Albert Morpurgo, 16 december 1899, zoon van Jacques Morpurgo en Annie Alberga. Wellicht verwant met Julia Bueno Bibaz-Morpurgo (zie boven). Willy was kelner. Zijn laatst bekende adres was Willemstraat 22 in Utrecht. Willy kwam op 1 februari 1943 in Auschwitz om het leven, op 43-jarige leeftijd. Rond dezelfde tijd stierf hier ook zijn zwager Michel Fregge (zie onder).[] S Ivy Gerharda Fregge-Morpurgo, Amsterdam, 19 november 1906. Volgens De Bye was zij een zuster van Willy Albert. Zij trouwde met de verpleger Michel Fregge (Amsterdam, 24 oktober 1903). Het echtpaar kreeg zes kinderen: Leo (30 november 1929), Annie (20 november 1930), Jack (22 mei 1932), Mia (9 november 1932?), Albert (7 augustus 1935) en Netty (22 januari 1937). Vermoedelijk is 1932 bij Mia een verschrijving voor 1933 of 1934. Hun laatst bekende adres is de President Brandtstraat 50-II in Amsterdam. Zij woonden daar samen met een ander groot gezin, Harpman-Levie, met vijf kinderen. Ivy Gerharda en haar zes kinderen werden allen op 24 september 1942, twee maanden na het begin van de deportaties, in Auschwitz vergast. Ivy Fregge-Morpurgo was 35 jaar, de kinderen 12, 11, 9, 8 of 7, 6 en 4 jaar. Michel Fregge stierf in hetzelfde kamp op 31 januari 1943, rond dezelfde datum als zijn zwager Willy Morpurgo. Hij was 39 jaar.
Einde J.F. Nassystraat 2007 JM Jacques George Nassy, 27 april 1891. De site van Joods Monument schrijft: 'Jacques George Nassy studeerde geneeskunde te Amsterdam, waar hij op 21 februari 1917 zijn artsexamen aflegde. Hij promoveerde op 10 juni 1918 in Amsterdam op een proefschrift over "Verduurzaming van 'virus fixe' in verband met de bestrijding der hondsdolheid in de tropen". Jacques George Nassy was officier van gezondheid 1e klas in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Hij had een praktijk als huisarts in Amstelveen (Nieuwer-Amstel).' Jacques George stierf op 11 juni 1942 in Amstelveen, 51 jaar oud. Gezin Nassy-Polak Judith Louise Nassy-Polak, 4 augustus 1892. Zij was de weduwe van 'Joost' Nassy, zoon van Samuel Henry Nassy en Judith Robles. Mogelijk was zij een schoonzuster van de arts Jacques George (zie boven) en zuster van de arts Maurice Samuel Polak (zie onder). Haar ouders waren Samuel Maurits Polak en Esther Elizabeth Gomperts. Van het echtpaar Nassy-Polak zijn drie kinderen bekend: Henry Jules (Paree, 7 april 1925) - Paree ligt op Oost-Java Lygya Esther (idem, 20 mei 1926) en Rachel Rebecca (idem, 1 maart 1931). Henry zat in augustus 1941 op de 2e Ambachtschool te Amsterdam. Het laatst bekende adres van het gezin is de Deurloostraat 104hs in Amsterdam. Daar woonde in 1941 ook het echtpaar Bueno de Mesquita-Bueno de Mesquita (zie boven). Judith Louise en haar dochters Lygya Esther en Rachel Rebecca werden op 28 mei 1943 in Sobibor vergast, 50 jaar, 17 jaar en 12 jaar oud. Henri Jules stierf acht weken later in hetzelfde vernietigingskamp, op 23 juli 1943. Hij was 18 jaar. Leo Jacob Nassy, 11 juli 1924, zoon van Jacob Nassy en Seline Gomperts. Zijn adres in Nederland is niet bekend. Hij werd op 2 juli 1943 in Sobibor vergast. Leo Jacob was 18 jaar. Gezin de la Parra-SwijtDrie van de 11 naamdragers de la Parra op de OGS-slachtofferlijst zijn in Nederlands-Indië, 2 kinderen en 1 jongere in Nederland geboren. Ook andere familienamen van slachtoffers komen in zowel Suriname, Nederland, als in Nederlands-Indië voor. Marinus Alfred de la Parra, 12 november 1878, huidarts. Marinus de la Parra studeerde geneeskunde in Utrecht, waar hij op 27 november 1908 zijn artsexamen aflegde. Hij specialiseerde zich in huid- en geslachtsziekten. Hij trouwde in Paramaribo met Jansje Swijt; Henri Jacques ('Hans'), Herman Marinus en Max zijn kinderen van dit echtpaar (zie onder). Na de Eerste Wereldoorlog vertrok het gezin naar Amsterdam. Marinus Alfred de la Parra woonde en hield praktijk in de Sarphatistraat 97 in Amsterdam en daarnaast had hij ook een praktijk aan de Lutmastraat 7 en in de Marnixstraat 321 en, alleen voor joodse patiënten, in 1942 aan de Noorder Amstellaan 123 (zie J.H. Coppenhagen, Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945 (Rotterdam 2000) 125). Het laatst bekende adres van het paar De la Parra-Swijt was De Lairessestraat 115 in Amsterdam. Marinus Alfred de la Parra kwam op 30 oktober 1944 in Auschwitz om het leven, evenals zijn vrouw. Hij was 65 jaar. Jansje ('Jeannette') de la Parra-Swijt, 21 juni 1884, echtgenote van Marinus Alfred, moeder van Henri Jacques, Herman Marinus en Max. Zij was mogelijk familie van Rebecca Fernandes-Swijt (1870), Cornelia Tellina Vas Nunes-Fernandes (1896) en Celine Telline Swijt (1905). Jansje de la Parra-Swijt kwam op dezelfde plaats en dag om het leven als haar man. Zij was 60 jaar. Henry ('Hans') Jacques de la Parra, 22 april 1907, zoon van Marinus Alfred en Jansje de la Parra. Tandarts. Hij trouwde en kreeg twee kinderen: Myrna Jeannette (Amsterdam, 5 januari 1936) en Glanda Marianne (idem, 19 februari 1938). Het laatst bekende adres van het gezin was Beethovenstraat 118hs, Amsterdam. De dochters, 8 en 6 jaar, werden op 1 oktober 1944 in Auschwitz om het leven gebracht, vier weken voor hun grootouders. Hun moeder overleefde. Henri Jacques de la Parra stierf vijf maanden later in Bergen-Belsen, op 20 februari 1945. Hij was 37 jaar. Herman Marinus de la Parra, met Els of Mieke (foto: Joods Monument) Herman Marinus de la Parra, 24 september 1909, broer van Hans en Max. Arts. Het Joods Monument heeft een foto van hem, uit het boek J.H. Coppenhagen, 'Anafiem Gedoe'iem. Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945 (Rotterdam 2000). Het Gedenkboek Mauthausen (1995) wijdt een pragraaf aan hem. Herman ging na het einde van de lagere school naar de Derde 5-jarige HBS aan de Amsterdamse Mauritskade. Hij blonk er uit. Liever dan huiswerk maken speelde hij saxofoon, voor hem symbool van het moderne leven. Hij speelde ook prachtig piano. Van kinds af aan was Herman ongewoon hulpvaardig. Zijn keuze voor de medicijnstudie sloot daar op aan. Hij ging in Leiden studeren waar hij in 1933 het artsexamen deed. Daarna vestigde hij zich als gemeentearts in Drenthe, in Emmen. Op 9 mei 1935 trouwde Herman met WIlly Benjamins. In 1936 werd Els geboren, in 1937 Mieke. Zij herinnert zich dat haar vader liedjes met hen zong. Rond 1938 vestigde ook de joods-Surinaamse arts-apotheker Max Samson zich in Emmen. Hij deed ook dienst als gemeentearts. De la Parra diende tijdens de mobilisatie als officier van gezondheid in het Nederlandse leger; zijn praktijk werd toen waargenomen. Er ontstond een relatie tussen de waarnemer en Willy de la Parra. Dit leidde tot scheiding tussen Herman en zijn vrouw. Zij verhuisde met de meisjes naar haar moeder in Amsterdam. De Duitse bezetter begon vroeg met anti-joodse maatregelen. Op 22 november 1940 ontsloeg Emmen beide joodse dokters als gemeentearts, belast met de verzorging van de armen. Op 1 mei 1941 mochten ze alleen nog voor joden werken, die er nauwelijks waren in dit gebied. Op slag waren ze brodeloos. Samson vestigde zich in Assen, De la Parra verhuisde naar Bussum, Graaf Janlaan. Hij begon er een praktijk 'uitsluitend voor Joodsche patienten' (Joodsch Weekblad). Kort daarna hertrouwde hij met de weduwe Greet Czopp-Jerosolimsky (Rotterdam, 15 december 1910). Zij was fabrikante en had een dochter in de leeftijd van Els en Mieke. Het laatste adres van het gezin was in Naarden, Rembrandtlaan 49. In de zomer van 1942 werden Herman en Greet gearresteerd na verraad van een buurman. Zij woonden toen vermoedelijk niet meer op hun eigen adres, maar wilden er spullen halen om in bewaring te geven. En Herman bleek in het bezit te zijn van een illegale radio. Hermans inwonende broer Max, tandarts, en Greet's dochter ontsnapten aan arrestatie en doken onder. Greet de la Parra-Jerosolimsky werd naar Westerbork gevoerd, Herman werd gestraft met kamp Amersfoort. Hoewel hij er hooguit drie maanden bleef viel hij op door zijn hulpvaardigheid. Dr. L. de Jong schrijft erover in deel 8-2 van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (p. 572 en 284). Frans Goedhart, oprichter van het Parool, kreeg in het kamp dysenterie. De opzichter van de ziekenafdeling was een communistische gevangene die niets over had voor Goedhart. De kamparts, een NSB-er, liet hem echter naar de ziekenzaal brengen. Daar was De la Parra aan het werk. Herman gapte opium uit de voorraad van de SS en redde Goedhart daarmee het leven. Een andere gevangene, G. Tuynenburg Muys, was zeer teleurgesteld over het gedrag van hoogopgeleide gedetineerden als notarissen, doctoren, dominees, kapelaans en ambtenaren. Hij maakte een uitzondering voor twee jonge dominees en een 'edele joodse arts'. Dit was vermoedelijk Herman de la Parra. Greet de la Parra stierf op 30 september 1942 in Auschwitz, 2½ maand na het begin van de deportaties. Zij was 31 jaar. Herman kwam een week later om het leven, op 6 oktober 1942, in het beruchte Oostenrijkse strafkamp Mauthausen. Hij was 33 jaar. Els en Mieke woonden samen met hun moeder bij grootmoeder Benjamins op de Stadionweg in Amsterdam. Op een gegeven moment werd Willy Benjamins opgepakt en naar Westerbork gebracht, waarna de familie het raadzamer vond de kinderen te laten onderduiken. Het was puur geluk dat zij niet ook werden opgepakt: het kamertje waarin zij zaten werd overgeslagen. Els en Mieke zaten allebei in Brunssum, bij verschillende families. Willy Benjamins, die niet meer met een ‘voljood’ getrouwd was, wist in Westerbork kampcommandant Gemmeke er van te overtuigen dat ze zelf niet Joods was. Een niet-joodse neef had een groot aantal leden van haar familie een zgn. Calmeyer-sper bezorgd, berustend op bewijzen van niet of slechts gedeeltelijk Joods-zijn. Dit maakte haar claim geloofwaardig. Na driekwart jaar Westerbork kwam zij terug naar Amsterdam. Els en Mieke doken weer op en brachten de hongerwinter met hun moeder bovengronds in Amsterdam door. Ook de dochter van Greet overleefde. Zij ging na de oorlog naar een tante in Israël.Bronnen: Ad van den Oort, Allochtonen van nu & de oorlog van toen, p. 59-60 H.E.D. Dominicus en Alice B. van Keulen-Woudstra, Mauthausen Gedenkboek (1999), tweede druk p. 118 ‘Niet van gisteren’, brievenboek Joods Maatschappelijk Werk 2008, p. 49-50 Gesprek met Mieke van Praag-de la Parra (juni 2008) Echtpaar de la Parra-SamsonHenry de la Parra, 10 augustus 1881, broer van Marinus Alfred de la Parra (zie boven). Echtgenoot van Judith Samson (zie onder). Hij is vóór de oorlog gestorven. Judith de la Parra-Samson, 21 juli 1884, echtgenote van Henry de la Parra. Haar laatst bekende adres was Goudsbloemlaan 29 in Den Haag. Zij was vermoedelijk verwant met Sophie Louise Jacobsen-Samson (7 juli 1885). Judith stierf in Auschwitz, op 1 oktober 1944, op dezelfde datum als de twee dochtertjes van haar neef, Henry Jacques. Zij was 60 jaar. Een huisgenoot overleefde de oorlog. + Victorina ('Victorine') Albertina Polak-Pinto, geboren 31 oktober 1866, gehuwd met Jozef Arron Polak. Uit het huwelijk kwamen drie kinderen voort: Herman Julius (1884, zie onder), Betsy Nelly (1886) en Jacques William (1890). Na de dood van haar man verhuisde Victorine naar Nederland, waar haar oudste zoon met zijn gezin woonde. In februari 1941 was haar adres Van Baerlestraat 150-boven, Amsterdam. Zij had veel contact met haar aangetrouwde nicht Anna Semmeline Polak (zie onder). Victorine Polak-Pinto overleed in de gaskamers van Sobibor, op 7 maart 1943. Zij was 76 jaar. Volgens het Joods Monument was er een huisgenoot die overleefde. Haar neef Jules Samuels, zoon van Rosette Samuels-Pinto, kon in 1941 een niet-joodse afstamming 'bewijzen'. De ouders van Rosette en Victorine, Jacob William en Abigael Izak Pinto, waren in 1871 op bezoek in Georgetown, provincie Demarara in Brits Guyana. Hun vier jonge kinderen waren achtergebleven in Paramaribo. De ouders stierven in Georgetown echter aan de tyfus. Ze werden begraven op een presbyteriaans kerkhof. Rosette's zoon Jules kreeg in 1941, geheel te goeder trouw, van de Hollandse consul in Brits Guyana de beëdigde verklaring dat het echtpaar Pinto zonder enige twijfel presbyteriaan moest zijn en niet joods, ook al omdat er in die tijd geen joodse gemeenschap in Georgetown was. Op basis van die verklaring kreeg Jules Samuels met zijn gezin een stempel van de bekende Duitse advocaat en ambtenaar dr. H.G. Calmeyer, inhoudend dat er geen joodse ouders en hooguit twee joodse grootouders waren, zodat deportatie tot nader onderzoek werd uitgesteld. Zij overleefden. Onduidelijk is waarom Victorine, haar zoon Herman en zijn gezin niet van hetzelfde document gebruik hebben gemaakt. Met dank aan mevrouw S. Vetter-Samuels.
![]() Thelma Esther Polak, Saba (Nederlandse Antillen), 19 december 1920, oudste dochter van Maurice Polak en Estelle Arrias. Zie ook Antillen. Het gezin verhuisde in de jaren dertig naar Nederland. Thelma was getuige de schoolfoto van 1937 leerling van de Joodsche HBS aan de Heerengracht te Amsterdam (zie foto). Haar laatste bekende adres was het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornse Bos', Zutphensestraat 106, Apeldoorn. Vermoedelijk was zij, dochter van een arts, verpleegkundige in dit gesticht. Uit de site van het Joods Monument: 'In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werd het Apeldoornse Bos 'leeggehaald' (zie verder Antillen, paragraaf Antilliaanse joden). Huwelijk in WesterborkWanneer Thelma Esther Polak precies in Westerbork is aangekomen weten we niet. Wel staat vast dat zij op 2 februari 1943 in het kamp is getrouwd. Haar bruidegom was Izak Cohen uit de Watergraafsmeer (1919). Izak was verpleger en opgeleid in de kibboets Beverwijk en misschien ook in die van Laag-Keppel. Zijn tweelingbroer Joseph was de ene getuige bij het huwelijk, zijn neef Berend Gustaaf (1907) de andere. Joseph was tuinknecht in het Apeldoornsche Bos geweest. Berend Gustaaf woonde met zijn gezin in Apeldoorn. Beiden zullen Thelma gekend hebben. Van haar waren toen geen familieleden in het kamp. Sobibor Thelma en Izak werden na ruim een maand huwelijk naar Sobibor gedeporteerd en er op 5 maart 1943 vergast. Thelma's broer Sem werd er acht weken later vermoord. ![]() ![]() Joodsche HBS 1937 (deel foto). Nummer 34 is Semuel Polak, nummer 37 is Thelma Polak. (De nummers zijn digitaal aangebracht.) (Bron: Herbert Markus) Met dank voor informatie over de kinderen en de foto's aan Herbert Markus, september 2010. Gezin Polak-Elte Jacques Isidore Polak, 10 juli 1898, onderwijzer, broer van Maurice, (Judith), Richel en Louise Polak. Hij was getrouwd met Fijtje Elte (Alkmaar, 17 maart 1894). Het echtpaar kreeg in Amsterdam zeker drie kinderen: een tweeling, Rebekka en Esther (8 november 1928) en Salomon (29 januari 1931). In 1941 woonde het gezin in de Karel du Jardinstraat 10-I. Het beroep van Jacques Polak was toen leraar Middelbaar Onderwijs. Ook Jacques' zuster Richel Mathilde, schooljuffrouw, woonde in die tijd bij hen. Hun broer Maurice woonde in een buurhuis. Fijtje Polak-Elte werd met haar drie kinderen op 3 september 1943 in Auschwitz vergast. Zij was 49 jaar, Rebekka en Esther 14 jaar en Salomon 12 jaar oud. Ook haar zuster Henriette Polak-Elte stierf daar en toen met haar man, dochter en twee kinderen. Richel Mathilde werd eerder, op 23 juli, in Sobibor vergast. Het was op dezelfde dg als haar nee Henri Jules Nassy. Jacques Isidore overleed op een onbekende plaats, vermoedelijk in een werkkamp in Midden-Europa, op 31 maart 1944. Hij was 45 jaar. Zusters Polak Richel Mathilda Polak, 19 april 1895, onderwijzeres, zuster van Maurice (Judith), Jacques en Louise Polak. In februari 1941 woonde zij bij haar broer Jacques Isidore en zijn gezin in de Karel du Jardinstraat 10-I in Amsterdam. Zij stierf in Sobibor, op 23 juli 1943. Richel Mathilda was 48 jaar. Louise ('Loetje') Estelle Polak, 11 november 1899 (S schrijft 18 november). Zuster van Maurice, (Judith), Richel en Jacques Polak. Hulp in de huishouding. Zij woonde en werkte in februari 1941 in het Portugees-Israëlitisch Oude Mannenhuis, Nieuwe Herengracht 33 in Amsterdam. Er waren daar toen zestien bewoners, onder hen een tweeling van nog geen jaar oud. Louise stierf in Auschwitz, op 19 februari 1943, evenals drie oudere bewoners van het huis. Zij was 43 jaar. + Egbert Gustaaf Polak, 24 december 1872, ingenieur. Zijn laatst bekende adres was Merwedeplein 42hs in Amsterdam. Egbert Gustaaf Polak overleed op 20 juni 1943 in het doorgangskamp Westerbork, voor hij gedeporteerd kon worden naar een concentratiekamp. Hij is begraven op de joodse begraafplaats in Diemen. Egbert was 70 jaar. Broers Pos + Hartog Joseph Pos, 16 augustus 1884. Tandarts. Vermoedelijk broer van Samuel en Simon Pos. Zijn laatst bekende adres was Graaf Wichmanlaan 37 in Bussum. Hij werd op 4 juni 1943 in Sobibor vergast, op 58-jarige leeftijd. Van dit huishouden zijn claims vanwege de roof van waardevolle voorwerpen bekend (JOKOS-dossier). Hartog J. Pos staat sinds 4 mei 2006 als een van de 10 Holocaust-slachtoffers op het oorlogsmonument te Paramaribo. Samuel ('Sam') Joseph Pos, 3 januari 1888. Tandarts. Vermoedelijk een broer van Hartog en Simon Pos. Samuel overleed op 11 december 1942 in Auschwitz. Hij was 54 jaar oud. S Simon Hendrik Pos, 11 oktober 1889. Tandarts. Zoon van Joseph Handdik Pos en Jansje van West en broer van Sam Pos. Zijn naam komt niet voor op de sites van OGS, JM en In Memoriam.
![]() Kansel Hoogduitse Synagoge, 2007 Gezin Roos-Prins Samuel Roos, 19 september 1895 (S heeft 18 september), zoon van rabbijn Roos. Handelsreiziger. Zijn vader, Jacob Samuel Roos (1868), kwam in 1893 naar Suriname. De entree-predicatie in de Hoogduitse Synagoge aan de Keizerstraat was op 29 juni. Gouverneur T.A.J. van Asch van Wijk woonde de dienst bij. De gemeenschap had met smart op een nieuwe rabbijn gewacht. Na het jonge overlijden van de briljante opperrabijn Lewenstein in 1864 - hij diende zowel de Duitse als de Portugese gemeente en liet in de Hoogduitse sjoel een protestants aandoende kansel installeren om verstaanbaar te kunnen zijn - werden de diensten geleid door koopman Samuel Israël Levie ('oom Sjolom') en zijn broer en collega Juda Israël Levie ('oom Juda'). De eerste was sinds 1848 assistent-voorbidder, Juda sinds begin 1864. Een andere reden voor versterking van de gemeente waren de anti-semitische relletjes die zich in mei 1891 voordeden. Opperrabbijn van Noord-Holland I.H. Dünner had zijn student Roos aanbevolen. Hij had de titel 'magid', predikant, en was tevens besnijder ('mohel') en ritueel slachter ('sjochet'). In februari 1893 werd Jacob Roos door de kerkenraad als rabbijn van de NIG benoemd. Op 30 mei trad hij in het huwelijk met Selly Benjamins en kort daarop ging het echtpaar scheeps. Het paar betrok de ambtswoning op de hoek van de Keizerstraat en de Zwartehovenbrugstraat. Het gouvernement kende de rabbijn een jaarlijkse bezoldiging van 1750 gulden toe. Op 17 juli 1894 werd dochter Debora ('Della') geboren, ruim een jaar later Samuel. Jacob Roos en zijn gezin bleven 17 jaar in Suriname. Roos stond bekend als een groot redenaar. Op 25 mei 1912 was de afscheidsdienst. Rabbijn Roos werd vanwege zijn verdiensten onderscheiden met het ridderschap in de orde van Oranje Nassau. Tot mei 1940 ontving hij een pensioen van 538 gulden per jaar. Na terugkeer naar Nederland bleef de rabbijn actief in het Amsterdamse en Nederlandse jodendom, onder andere als predikant van Talmud Thora aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam.< Dochter Debora (zie onder) huwde de arts Daniël J. Samuels. Zoon Samuel trouwde met Keetje Prins (Amsterdam, 28 jauari 1903). Het echtpaar kreeg vier kinderen: Selly (Amsterdam, 1 december 1927), Esther (idem, 31 december 1929), t. Samuel was 47 jaar, Keetje 39 jaar, Selly 14 jaar, Esther 12 jaar, Della 11 jaar en Jacob 7 jaar oud. S Esther Samson, 23 januari 1886, dochter van Jacob H. Samson en R.M. Bueno de Mesquita. Geen van de Holocaust-sites heeft haar naam. Marcus ('Max') Abraham Samson, 11 oktober 1904, zoon van apotheker A.Ph. Samson. Arts. Hij trouwde met Daisy Henriëtte Ezechiels. Het echtpaar kreeg twee kinderen: 'Philli' en 'Annie'. De site van het Joods Monument schrijft: 'Marcus Abraham Samson kwam eind jaren dertig uit Paramaribo naar Nederland, waarschijnlijk in het bezit van een artsendiploma. Hij vestigde zich als apotheekhoudend arts in Emmer-Erfscheidenveen (Emmer Compascuum). Hij behaalde in 1941 het Nederlands artsdiploma. Sinds juni 1941 was hij gevestigd in de Vondelstraat 11-a in Assen'. In april 1942 woonde daar ook het echtpaar Stern-Magnus met een kind. Ad van den Oord ('Allochtonen van nu en de oorlog van toen - zie bij Suriname onder de paragraaf Surinaamse intellectuelen) geeft nog andere achtergronden: 'Max Samson had zich net als Herman de la Parra (zie boven) als huisarts in Drenthe gevestigd. Herman diende tijdens de mobilisatie als officier van gezondheid in het Nederlandse leger; Max nam zijn praktijk waar. De Duitse bezetter begon vroeg met zijn anti-joodse maatregelen. Op 22 november 1940 ontsloeg Emmen beide dokters als gemeentearts, belast met de verzorging van de armen. Op 1 mei 1941 mochten ze alleen nog voor joden werken, die er nauwelijks waren in dit gebied. Op slag waren ze brodeloos. De la Parra verhuisde naar Naarden, Samson probeerde nog via een wethouder steun van de gemeente Emmen te krijgen, tevergeefs. Hij verhuisde op 10 juni met zijn gezin naar Assen, waar een kleine joodse gemeenschap was'. Het gezin Samson werd naar Westerbork gedeporteerd en van daar naar Auschwitz. Max Samson werd tewerkgesteld en bleef tot 28 februari 1943 in leven. Hij werd 38 jaar; Daisy Henriëtte Samson-Ezechiels, 17 mei 1901, dochter van Benjamin Ezechiels en Anna Robles. Echtgenote van Marcus Samson. Op 8 mei 1938 werd in Emmen Philip ('Philli') Marcus geboren. Op 12 september 1939 volgde Hanna ('Annie') Harriët. Het gezin moest Emmen noodgedwongen verlaten. Vanuit Assen, Vondellaan 11a, werd het naar Westerbork gestuurd en begin december 1942 naar Auschwitz. Max Samson werd voor werk geselecteerd. Daisy Henriëtte en de twee kinderen werden naar de gaskamer gestuurd. Zij stierven op 11 december 1942. Daisy was 40 jaar, Philip 4 jaar en Hanna 3 jaar oud. <> + OGS Aron Esriel Samuels, 30 november 1870. Netje Levie-Samuels (1862), Rosetje Bramson-Samuels (1868), Selly Alexander Gomperts-Samuels (1869), Bernhard Eduard Samuels (1872) en Marianne Machiel van West-Samuels (1888) zijn mogelijk verwanten van hem. Aron Esriel overleed op 17 januari 1944 in Batavia, 73 jaar oud. Hij werd begraven op het Nederlands ereveld Leuwigajah in Nederlands-Indië. + Bernhard Eduard Samuels, 10 november 1872. Hij heette officië Bernard Esriël Samuels en is vermoedelijk een jongere broer van Aron Samuels (zie boven). Bernard was musicus, hij speelde fluit. Vanwege zijn geregelde optredens in het buitenland besloot hij de Esriël in zijn naam te veranderen in Eduard. Hij was getrouwd met Sophia Hester Zendijk (Kampen, 23 december 1872). Het laatste adres van het echtpaar was Louise de Colignyplein 19 in Zeist. Bernard Eduard stierf op 22 juli 1944 in Theresienstadt, zijn vrouw Sophia stierf er op 5 april 1945, vlak voor de bevrijding van Theresienstadt.
![]()
![]()
![]() Elly Orlow-Polak Polak, Elly Orlow-Polak, Annemarie Samuels en Carolina Polak-Wessel (1939)(foto: mevrouw S. Vetter-Samuels) Het echtpaar had twee kinderen.David Daniel (Amsterdam, 25 februari 1918) studeerde geneeskunde in Amsterdam, waar hij zijn doctoraal deed. Hun laatst bekende adres was de Lairessestraat 80 in Amsterdam. Cornelia Tellina en Emanuel werden op 14 oktober 1944 in Auschwitz vermoord. Zij was 48, hij was 59 jaar. Hun zoon David was twee weken eerder, op 1 oktober 1944, in hetzelfde kamp om het leven gebracht, 26 jaar oud. Eén kind heeft de oorlog overleefd. Van dit gezin zijn claims bekend betreffende waardepapieren en waardevolle voorwerpen. Marianne ('Marie') Machiel van West-Samuels, 21 januari 1888, echtgenote van John van West, hypotheekverzekeraar. Zie voor mogelijke verwanten Selly Elisabeth Samuels (1886) en andere leden van de familie Samuels. Haar schoonvader was dr Izaak van West, die in 1870 in Nederland promoveerde in de geneeskunde en zijn artsenexamen aflegde. Vrienden in Suriname richtten een ziekenfonds op ('De Nuttige Voorzorg') om hem als arts in Suriname te kunnen behouden. Hij bleef en maakte vooral naam als verloskundige. Izaak van West ijverde voor de oprichting van een Geneeskundige School in Suriname, en werd een van zijn leraren. Hij stierf in 1911. Zijn zoon John van West studeerde ook in Nederland en werd kandidaat-notaris. Hij was in Suriname jarenlang 'hypotheekbewaarder' (hypotheekverzekeraar). Na zijn vroegtijdige dood, op 8 maart 1934, verhuisde zijn vrouw Marie van West-Samuels naar Nederland. Haar laatst bekende adres was de Nicolaas Maesstraat 97hs, Amsterdam. Hier woonde zij met de pensionhoudster en een hoogbejaarde man, beiden ook joods. Marianne Machiel van West-Samuels kwam op 27 augustus 1943 in Auschwitz om het leven. Zij was 55 jaar. Haar twee uitwonende kinderen overleefden de Sjoa.
Nederlands-Israelitische Synagoge in 2007 Jakob de Wilde (Sneek, 2 april 1874) - (de Bye, Schetsen, schrijf Jacob, geboren op 1e dag Pesach, met het foutieve jaar 1875). Zijn echtgenote was Hanna ('Hanny') Smeer (Schoterland, 1 6 mei 1876). De Wilde kwam eind oktober 1896 naar Suriname om bij de NIG, op 22-jarige leeftijd, voorbidder ('gazan'), slachter ('sjochet') en later ook besnijder ('mohel') te zijn. Drie jaar eerder had de Hoogduitse gemeente een nieuwe rabbijn gekregen, Jacob Roos. De Wilde volgde assistent-voorbidder en koopman Salomon Israel Levie op, die als 'oom Sjolom' 48 jaar lang gazan was geweest. Na vijf jaar ging De Wilde terug naar Nederland (juli 1911). In november 1912 was hij al weer terug, als tijdelijk leraar in de vacature Roos. Vermoedelijk was hij intussen getrouwd met Hanny Smeer. Op 1 december 1913 werd Jakob de Wilde definitief benoemd. Jakob was in deze tweede periode bijna vijftien jaar godsdienstleraar van de NIG. In februari 1927 werd hij voor verdere dienst in de tropen afgekeurd. Er werd hem een jaarlijks pensioen van 637 gulden toegekend. In Nederland was De Wilde gazan in Elburg en vanaf begin 1929 in Tilburg. Bij het uitbreken van de oorlog zal hij gepensioneerd zijn geweest. Oud-gazan De Wilde werd vermoedelijk in het najaar van 1942 met zijn vrouw weggevoerd. Dat is bekend dankzij de inboedel-inventarisatie van hun huis aan de Willem II-straat 18 op 3 september van dat jaar (JM). De inventarisatie ging vooraf aan de huisuitzetting en werd uitgevoerd in opdracht van de Hausraterfassung. Men stuurde veel van de geroofde meubels naar Duitsland. Ook eigenden andere instanties of individuen zich wel iets toe. Het huis had twee woonkamers en vier slaapkamers. Op de zolder noteert men: 'waardeloze spullen'. In de kleinste slaapkamer treft de ambtenaar 'rugzak (gepakt) (2)' aan. Het echtpaar was dus al gereed voor het gedwongen vertrek naar Westerbork. Wanneer zij daar ook werkelijk zijn aangekomen is niet bekend. De deportatie naar het vernietigingskamp Sobibor was op 8 juni 1943. Godsdienstleraar De Wilde, die bijna 20 jaar in Suriname had gewerkt, werd evenals zijn vrouw op 11 juni 1943 vergast. Hij was 69 jaar, zij 67 jaar. Julius Wolff, 6 mei 1910. Julius was getrouwd met een niet-joodse vrouw. Ze hadden vier kinderen. Hun laatst bekende adres was de Lodewijk Boisotstraat 2-I in Amsterdam. Het echtpaar was lid van het verzet. Ze boden onder meer aan Duits-joodse vluchtelingen een onderduikplek op zolder. Dit is verraden door een buurtgenoot. Zijn vrouw en kinderen waren gewaarschuwd en vonden onderduik op verschillende plaatsen in Nederland. Julius Wolff kwam door vlektyfus om het leven in Dachau, op 4 februari 1945. Hij was 34 jaar. Alle foto's zijn van Pim Ligtvoet, tenzij anders vermeld. John H. de Bye, Historische schetsen uit het Surinaams jodendom. Uitgeverij Conserve, Schoorl, 2003. (Het boek bevat veel 18e en 19e eeuwse archiefstukken, vooral van de Hoogduitse gemeente, de lijst met Holocaustslachtoffers uit Teroenga en daarnaast o.a. een aantal carrièrebeschrijvingen van bekende en opmerkelijke mannen uit het Surinaams jodendom, tot in de 20e eeuw).
![]() Allochtonen van nu & de oorlog van toen - Marokko, de Nederlandse Antillen, Suriname en Turkije in de Tweede Wereldoorlog Ad van den Oord, SDU/Forum 2003, isbn 90-5409-420-6 ![]() Wereldoorlog in de West - Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba 1940-1945. |